Voilà, we zijn
weer terug, met een paar postkaarten.
In de eerste zullen
jullie zien dat ik veel chance heb gehad (gelijk altijd) want het is een beetje
gevaarlijk geweest. In januari ging ik een brief brengen bij onze huisarts. Ze
woont in ons dorp; haar huis ligt in een bocht, aan de binnenkant. Rond 19.00 u
stop ik mijn camionnette op de stoep (met vier pinkers) aan de ander kant van
haar huis, want uit haar parking komen is te moeilijk (binnenkant van de bocht,
men ziet niet goed auto’s komen). Dus kom ik uit en rol ik de straat over. Heel
gemakkelijk, want er waren geen auto’s te zien (verlichting van de straat kapot
deze week). Aan het begin, geen
probleem: uit de stoep, zoals in Pellenberg geleerd (beke balanceren, naar voor
en samen de vier wielen op de grond), dan vlug de straat over… en dan, zoals in
Pellenberg geleerd, de stoep op. Maar… er is een kleine riool langs de stoep.
Niet gezien (piek donker!). Dus zit ik vast met twee voorwielen op de stoep en
twee achterwielen in de riool. Natuurlijk, in de grote cosmos organisatie is
het de moment wanneer een auto moet komen! En, ja, er komt een auto aan mijn
linkerkant (dus geen gevaar), de chauffeur ziet mij en stopt met de vier
pinkers om anderen eventuele voertuigen te verwittigen dat den Pierre is los.
Tof! (ach, ja: ik was zonder licht… en zonder fluo vest). Ik ga een beetje
achteruit om wat snelheid nemen en terug proberen op de stoep te komen. Juist
wanneer een auto komt aan mijn rechter kant! (cosmos organisatie!). Hij heeft
toch serieus moeten remmen maar nog ver van mij (- of + 10 m van mij). Ike,
relax, op de stoep gearriveerd en iedereen gegroet en bedankt met grote gebaren
om te zeggen dat alles ok was. Ik zet de brief in de brievenbus, iedereen gaat
weg, en ik wacht een beetje om zeker te zijn dat de weg lang genoeg vrij blijft
(geen autolichten te zien komen) en, zoals in Pellenberg geleerd, uit de stoep
en verder op de stoep zonder probleem. Ik had iets thuis te vertellen…
Een andere dag (ik
hoef niet alles in een keer doen) heb ik een transfert gemist van rolstoel naar
bed. Ik ben heel mooi op mijn knieën in een biddende positie gevallen. Ik heb
zeer rustig Bénédicte gezegd dat ik een probleempje had; ze was gelukkig in de
badkamer. Aan mijn stem hoorde ze dat het serieus was. Ze heeft de Handimove
gebruikt om haar man terug op zijn bed
te plaatsen. Geen schrik, geen last, juist een chance dat ik niet alleen
was.
Andere transfert,
een andere dag, einde februari: van bed naar rolstoel deze keer. Ik weet niet
wat ik heb gedaan, maar ik heb mijn broek gescheurd aan de spatbord van de
rolstoel. Ik dacht dat het maar stof was, dat niemand zou het zien zolang dat
ik zittend bleef. Maar s’avonds zag Bénédicte andere schaden: mijn bil was gekwetst.
En serieus gekwetst! We zijn nu in mei en het is nog niet genezen. Ik zit wel
de ganse dag erop, en heb geen goeie “donuts” gevonden… Ik mag niet meer gaan
sporten (te veel bewegingen). Ik moet wel erkennen dat ik nog een transfert heb
gemist, dus de wond verergert! Ik ben natuurlijk niet fier op! Maar op vier
jaar thuis heb ik maar vier keer een transfert gemist, en ben ik een keer achterover
gevallen.
Eind april, begin
mei zijn de werken van aanpassing in de keuken begonnen. Het zal in twee fases
gebeuren. Bénédicte zal eindelijk kunnen ademen: den Pierre zal echt kunnen
bezig zijn in de keuken! Nu is het af en toe… Blijft het probleem van de
menu’s: Bénédicte word stillekes vegetariër. Wanneer zij kookt is het
gemakkelijk… maar wanneer ik kook is het meer klassiek (patatten, groenten en
vlees –sorry Greet- soms met rijst…). Werken voorzien in 2 weken af. Nu
voorzien voor de eerste week van juni.
Bénédicte heeft
altijd goeie idees om meer en meer milieuvriendelijk te worden; bv gebruikt ze
geen douche-gel meer, alleen maar een zeep. Tof hé! Wanneer ik die laat vallen op
de grond in de douche, kan ik nix doen… (douche rolstoel hoger dan de gewone
rolstoel). Dus blijf ik verder gel gebruiken.
Onze Emilie gaat
trouwen op 25 mei! Jan en Emilie doen dat in kleine kring. Happy parents !!! Het
grote feest is voorzien voor later.
Ik mis echt mijn
sportgroep van de dinsdag in Heverlee: Laetitia, Pauline, Wieske, Quinten,
Katrijn, Raymond, Christine, Femke, Nico, Bart, Inge… en zoveel anderen. Daar
ook vind ik moed, energie, steun. Ne toffe groep!
J’ai encore trouvé quelques cartes postales de mon enfance. Elles sont en
noir et blanc…Elles trainaient au fond d’un carton : Au début du mois de septembre, il y avait le rituel des
cahiers à recouvrir. Papa était le champion dans ce domaine. Je le regardais
faire, comment il pliait, coupait, demandait que l’on mette un doigt sur un
pli. Quand nous allions en vacances à la mer, on faisait des trous dans le
sable de la plage pour trouver de l’eau, c’était comme une découverte
extraordinaire à chaque fois. Quand on allumait la radio ou la TV, les lampes
devaient chauffer, il fallait attendre quelques secondes avant de pouvoir entendre
ou voir l’émission. A propos de chauffer, quand nous avions de la fièvre, maman
secouait le thermomètre, pour baisser le niveau de mercure. Sur les bouteilles
de lait Stabilac, il était écrit « Rincez-moi svp / Spoel mij aub ».
Au collège à Bruxelles, il y a avait de la bière de table en bouteille pour le
repas de midi (et aussi des cruches d’eau !), je pense que c’était de la
Piedboeuf. Quand on achetait un poulet non cuit, il y avait encore le foie et
le cœur à l’intérieur. Pour téléphoner, il fallait composer le n° de téléphone
sur un cadran rond que l’on faisait tourner. Pour vérifier si des chaussettes
étaient à notre pointure, maman nous faisait serrer un poing et l’entourait
d’une chaussette, cela déterminait si la pointure était bonne. En vacances à la
mer, on devait attendre deux heures après le repas avant d’aller dans
l’eau ; cela correspondait toujours assez bien avec le temps de sieste des
parents ! (comme la nature est bien faite). Quand nous attrapions un coup
de soleil, la peau pelait dans les jours qui suivaient ; je me rappelle
que je mangeais les peaux qui se détachaient (les miennes, pas celles des
autres !). Dans le genre « blessures à soigner » il y a avait le
fameux mercurochrome rouge à appliquer sur les genoux et les coudes ensanglantés.
On nous disait « ça va piquer un
peu, ou beaucoup ». Et… oui, ça piquait beaucoup ; avec du recul je
dirais que ça brûlait ! Puis un jour on a décrété que ce produit était
dangereux, voire toxique et ne pouvait plus être appliqué sur les blessures.
Jusque plus ou moins au début des années ’90 il existait le beurre de
Noël : des réserves européennes qui étaient stockées et revendues moins
cher en période de fêtes de fin d’année. A la messe le dimanche dans la
chapelle de Wasmes, on séparait encore hommes et femmes : les femmes à
gauche, les hommes à droite. Il y avait aussi les communiqués radio pour la
batellerie « Grand Malades deux poutrelles levées… ». A l’école, comme
nous écrivions avec de l’encre (plume ou stylo), nous faisions usage de buvards.
Il y en avait des roses, des verts. Tous les amis de papa et maman étaient des
oncles et des tantes : oncle Paul et tante Didi, oncle Benoît et tante
Nicole, oncle Georges et tante Agnès… Quand nous sommes arrivés au village (3ième
primaire pour moi), je suis tombé dans un monde nouveau : les copains
n’avaient pas de grand-mère, ils avaient tous une Nènenne.
Message personnel : Merci, ma belle, pour tout ce que tu portes en ce
moment ! Il y a tant de choses à régler et tout arrive en même temps. Tu
es la meilleure, je resigne avec toi pour au moins une éternité.