vendredi 17 mai 2019

You may say I’m a dreamer but I’m not the only one





Voilà, we zijn weer terug, met een paar postkaarten.
In de eerste zullen jullie zien dat ik veel chance heb gehad (gelijk altijd) want het is een beetje gevaarlijk geweest. In januari ging ik een brief brengen bij onze huisarts. Ze woont in ons dorp; haar huis ligt in een bocht, aan de binnenkant. Rond 19.00 u stop ik mijn camionnette op de stoep (met vier pinkers) aan de ander kant van haar huis, want uit haar parking komen is te moeilijk (binnenkant van de bocht, men ziet niet goed auto’s komen). Dus kom ik uit en rol ik de straat over. Heel gemakkelijk, want er waren geen auto’s te zien (verlichting van de straat kapot deze week).  Aan het begin, geen probleem: uit de stoep, zoals in Pellenberg geleerd (beke balanceren, naar voor en samen de vier wielen op de grond), dan vlug de straat over… en dan, zoals in Pellenberg geleerd, de stoep op. Maar… er is een kleine riool langs de stoep. Niet gezien (piek donker!). Dus zit ik vast met twee voorwielen op de stoep en twee achterwielen in de riool. Natuurlijk, in de grote cosmos organisatie is het de moment wanneer een auto moet komen! En, ja, er komt een auto aan mijn linkerkant (dus geen gevaar), de chauffeur ziet mij en stopt met de vier pinkers om anderen eventuele voertuigen te verwittigen dat den Pierre is los. Tof! (ach, ja: ik was zonder licht… en zonder fluo vest). Ik ga een beetje achteruit om wat snelheid nemen en terug proberen op de stoep te komen. Juist wanneer een auto komt aan mijn rechter kant! (cosmos organisatie!). Hij heeft toch serieus moeten remmen maar nog ver van mij (- of + 10 m van mij). Ike, relax, op de stoep gearriveerd en iedereen gegroet en bedankt met grote gebaren om te zeggen dat alles ok was. Ik zet de brief in de brievenbus, iedereen gaat weg, en ik wacht een beetje om zeker te zijn dat de weg lang genoeg vrij blijft (geen autolichten te zien komen) en, zoals in Pellenberg geleerd, uit de stoep en verder op de stoep zonder probleem. Ik had iets thuis te vertellen…
Een andere dag (ik hoef niet alles in een keer doen) heb ik een transfert gemist van rolstoel naar bed. Ik ben heel mooi op mijn knieën in een biddende positie gevallen. Ik heb zeer rustig Bénédicte gezegd dat ik een probleempje had; ze was gelukkig in de badkamer. Aan mijn stem hoorde ze dat het serieus was. Ze heeft de Handimove gebruikt om haar man terug op zijn bed  te plaatsen. Geen schrik, geen last, juist een chance dat ik niet alleen was.
Andere transfert, een andere dag, einde februari: van bed naar rolstoel deze keer. Ik weet niet wat ik heb gedaan, maar ik heb mijn broek gescheurd aan de spatbord van de rolstoel. Ik dacht dat het maar stof was, dat niemand zou het zien zolang dat ik zittend bleef. Maar s’avonds zag Bénédicte andere schaden: mijn bil was gekwetst. En serieus gekwetst! We zijn nu in mei en het is nog niet genezen. Ik zit wel de ganse dag erop, en heb geen goeie “donuts” gevonden… Ik mag niet meer gaan sporten (te veel bewegingen). Ik moet wel erkennen dat ik nog een transfert heb gemist, dus de wond verergert! Ik ben natuurlijk niet fier op! Maar op vier jaar thuis heb ik maar vier keer een transfert gemist, en ben ik een keer achterover gevallen.
Eind april, begin mei zijn de werken van aanpassing in de keuken begonnen. Het zal in twee fases gebeuren. Bénédicte zal eindelijk kunnen ademen: den Pierre zal echt kunnen bezig zijn in de keuken! Nu is het af en toe… Blijft het probleem van de menu’s: Bénédicte word stillekes vegetariër. Wanneer zij kookt is het gemakkelijk… maar wanneer ik kook is het meer klassiek (patatten, groenten en vlees –sorry Greet- soms met rijst…). Werken voorzien in 2 weken af. Nu voorzien voor de eerste week van juni.
Bénédicte heeft altijd goeie idees om meer en meer milieuvriendelijk te worden; bv gebruikt ze geen douche-gel meer, alleen maar een zeep. Tof hé! Wanneer ik die laat vallen op de grond in de douche, kan ik nix doen… (douche rolstoel hoger dan de gewone rolstoel). Dus blijf ik verder gel gebruiken.
Onze Emilie gaat trouwen op 25 mei! Jan en Emilie doen dat in kleine kring. Happy parents !!! Het grote feest is voorzien voor later.
Ik mis echt mijn sportgroep van de dinsdag in Heverlee: Laetitia, Pauline, Wieske, Quinten, Katrijn, Raymond, Christine, Femke, Nico, Bart, Inge… en zoveel anderen. Daar ook vind ik moed, energie, steun. Ne toffe groep!

J’ai encore trouvé quelques cartes postales de mon enfance. Elles sont en noir et blanc…Elles trainaient au fond d’un carton :  Au début du mois de septembre, il y avait le rituel des cahiers à recouvrir. Papa était le champion dans ce domaine. Je le regardais faire, comment il pliait, coupait, demandait que l’on mette un doigt sur un pli. Quand nous allions en vacances à la mer, on faisait des trous dans le sable de la plage pour trouver de l’eau, c’était comme une découverte extraordinaire à chaque fois. Quand on allumait la radio ou la TV, les lampes devaient chauffer, il fallait attendre quelques secondes avant de pouvoir entendre ou voir l’émission. A propos de chauffer, quand nous avions de la fièvre, maman secouait le thermomètre, pour baisser le niveau de mercure. Sur les bouteilles de lait Stabilac, il était écrit « Rincez-moi svp / Spoel mij aub ». Au collège à Bruxelles, il y a avait de la bière de table en bouteille pour le repas de midi (et aussi des cruches d’eau !), je pense que c’était de la Piedboeuf. Quand on achetait un poulet non cuit, il y avait encore le foie et le cœur à l’intérieur. Pour téléphoner, il fallait composer le n° de téléphone sur un cadran rond que l’on faisait tourner. Pour vérifier si des chaussettes étaient à notre pointure, maman nous faisait serrer un poing et l’entourait d’une chaussette, cela déterminait si la pointure était bonne. En vacances à la mer, on devait attendre deux heures après le repas avant d’aller dans l’eau ; cela correspondait toujours assez bien avec le temps de sieste des parents ! (comme la nature est bien faite). Quand nous attrapions un coup de soleil, la peau pelait dans les jours qui suivaient ; je me rappelle que je mangeais les peaux qui se détachaient (les miennes, pas celles des autres !). Dans le genre « blessures à soigner » il y a avait le fameux mercurochrome rouge à appliquer sur les genoux et les coudes ensanglantés. On nous  disait « ça va piquer un peu, ou beaucoup ». Et… oui, ça piquait beaucoup ; avec du recul je dirais que ça brûlait ! Puis un jour on a décrété que ce produit était dangereux, voire toxique et ne pouvait plus être appliqué sur les blessures. Jusque plus ou moins au début des années ’90 il existait le beurre de Noël : des réserves européennes qui étaient stockées et revendues moins cher en période de fêtes de fin d’année. A la messe le dimanche dans la chapelle de Wasmes, on séparait encore hommes et femmes : les femmes à gauche, les hommes à droite. Il y avait aussi les communiqués radio pour la batellerie « Grand Malades deux poutrelles levées… ». A l’école, comme nous écrivions avec de l’encre (plume ou stylo), nous faisions usage de buvards. Il y en avait des roses, des verts. Tous les amis de papa et maman étaient des oncles et des tantes : oncle Paul et tante Didi, oncle Benoît et tante Nicole, oncle Georges et tante Agnès… Quand nous sommes arrivés au village (3ième primaire pour moi), je suis tombé dans un monde nouveau : les copains n’avaient pas de grand-mère, ils avaient tous une Nènenne. 

Message personnel : Merci, ma belle, pour tout ce que tu portes en ce moment ! Il y a tant de choses à régler et tout arrive en même temps. Tu es la meilleure, je resigne avec toi pour au moins une éternité.